Rivieren in industriezones die dichtgeslibd zijn door de vervuiling. Vrouwen die lange werkdagen kloppen, daarvoor slecht betaald worden, wonen op het werk en hun kinderen maar een keer per jaar zien. Fabriek na fabriek na fabriek, met tussen de dampen door een moestuintje. “Gezond kan dat toch niet zijn?” Het is slikken als onderneemster Olga Van Genechten haar ervaringen in de textielindustrie beschrijft. In een vorig leven werkte ze voor een schoenenbedrijf en reisde ze af naar productielocaties. “Pas op, ik heb ook mooie fabrieken gezien hoor”, nuanceert ze meteen. “Maar ik lette er toch op dat ik telkens naar toilet geweest was vóór een bezoek, want vooral de hygiënische omstandigheden lieten vaak te wensen over.” 

De textielindustrie is een van de meest vervuilende sectoren ter wereld. Bijna twee derde van onze kleding is van synthetische oorsprong, met polyester op kop. De hoeveelheid olievaten die daarvoor nodig is, loopt jaarlijks op tot 350 miljoen, een verdubbeling sinds 2000. “Ook de kledingconsumptie is sinds 2000 meer dan verdubbeld”, vult duurzaamheidsexpert Jasmien Wynants aan. “De gemiddelde persoon koopt nu zestig procent meer kleding en bewaart die half zo lang. Daarnaast gebruikt de sector 25 procent van alle chemicaliën en is hij verantwoordelijk voor 20 procent van de industriële watervervuiling. Bovendien heb je vaak 7.000 liter water nodig om 1 jeansbroek te maken.” 

De omstandigheden waarin de productie gebeurt, zijn evenmin om over naar huis te schrijven. Wonen op het werk, zoals Van Genechten beschrijft, werkt mensenrechtenschendingen in de hand: uit onderzoek van de ngo Arisa blijkt dat jonge vrouwen zo makkelijker gedwongen worden tot overuren en vatbaarder zijn voor (ook seksueel) misbruik. Om over hun lonen nog maar te zwijgen. 

Radicale ommezwaai 

Olga fait un emballage cadeau
In Inslag biedt Olga kleding- en lifestylemerken aan die pioniers zijn op het vlak van sociaal én ecologisch ondernemen.

Toen ze stopte bij haar vorige werkgever, zocht Olga Van Genechten een nieuwe baan waarin ze haar kennis en ervaring kon gebruiken, “maar dan op een manier waar ik ethisch achtersta”. In Inslag biedt ze kleding- en lifestylemerken aan die ze ’pioniers’ noemt, die sociaal én ecologisch ondernemen. “Het is niet: we gebruiken nu biokatoen, we zijn klaar. Ook al gebruiken boeren geen pesticiden meer, ze moeten ook nog steeds een correcte prijs krijgen. De textielketen is erg complex, we zoeken merken die voor duurzame oplossingen gaan doorheen de hele keten, van grondstoffen tot circulariteit.” 

In de praktijk ziet circulaire mode er zo uit: Inslag verzamelt oude jeansbroeken en kapotte nylons. Die dienen als grondstof voor een aantal merken in haar winkel, die er nieuwe jeans en meubels van maken. Zo doorbreken die merken het dominante lineaire productiesysteem. “Maar om een heel systeem te veranderen, is er een radicale ommezwaai nodig van lineair naar circulair”, duidt Wynants. “Ik koester de hoop dat dat mogelijk is, want de modesector zoals we die nu kennen, is best jong. Kleding van het rek kopen kan pas sinds de jaren 50. Als we een hele sector en industrie op zo’n korte tijd volledig kunnen omgooien in één richting, moet dat toch ook in de andere richting kunnen?” 

“Kleren zijn nu wegwerpproducten, terwijl het vroeger juist objecten waren om te koesteren”, zegt Eve Demoen, curator van het Modemuseum Hasselt waar pas de expo We Need To Talk About Fashion van start ging. Die expo overschouwt de modegeschiedenis en gaat nog veel dieper in de tijd. Bij een 19e-eeuwe japon staat nu niet enkel uitleg over het motief, maar ook over de herkomst van het katoen en hoe het gelinkt wordt aan slavernij en uitbuiting. “Ons bewustzijn omtrent mode en duurzaamheid is op tien jaar tijd enorm veranderd. Mode heeft een enorme schaduwzijde. Door die te belichten stellen we ons als museum kwetsbaar op. Toch vind ik het nodig dat we die gesprekken aangaan.” 

Compromisloos

Alle bewustzijn ten spijt: Demoen beschrijft hoezeer wegwerpkledij verwrongen zit in onze tijdsgeest. “Sociale media zijn daarvoor een trigger. We worden continu in de verleiding gebracht door modemerken, voelen steeds de drang om iets nieuws te kopen.” In de expo is er ook ruimte voor het thema plezier. “We kleden ons aan of op, mode kan ons doen ontsnappen aan de dagdagelijkse realiteit of juist een schild vormen om ons te beschermen. Ook dat aspect mogen we niet vergeten.” 

Voor Van Genechten gaan duurzaam en modieus voor de dag komen hand in hand. “Kleren moeten niet louter functioneel, maar ook fashionable zijn om een breder publiek aan te spreken.” Dit interview vindt plaats aan de vooravond van de koppelverkoop, onze vorige ontmoeting dateert van de braderie. “Dan komen er mensen langs die anders niet naar mijn winkel zouden komen en kan ik ook hen dit verhaal vertellen. Mensen zijn nooit tegen duurzaamheid, ze vinden het alleen maar een plus. Daarom is het zo belangrijk om geen compromissen te sluiten, ook niet op fashionvlak.” 

Daar is Van Genechten nog het meest trots op: in de zeven jaar dat ze haar winkel Gent uitbaat, heeft ze nog nooit compromissen moeten sluiten. “Al is nog niet alles beschikbaar, en kunnen veel producten nog duurzamer”, geeft ze toe. “Honderd procent duurzaam bestaat immers nog nergens. Maar we gaan al heel ver, we moedigen merken onvermoeid aan en trekken die mentaliteit door op het vlak van bijvoorbeeld energie en lenen. Zo is ook het schrijnwerk in de winkel gedaan door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en kunnen klanten met de punten op hun klantenkaart organisaties zoals River Clean-Up steunen in plaats van korting te vragen.” 

Dàt is duurzaam ondernemen, vindt Van Genechten: in àlles duurzame keuzes laten doorsijpelen. “Eens je die klik gemaakt hebt, maak je geen compromissen meer. Mijn klanten zijn daarvoor een enorme drijfveer. Ze inspireren mij, en vice versa. We steunen elkaar.” 

Dit artikel is geschreven door freelance journaliste Sarah Vandoorne, auteur van het boek Kleerkastvasten.