Interview oorspronkelijk gepubliceerd in GREEN EUROPEAN JOURNAL

Een van de meest bezwarende kritieken op degrowth is dat het een idee is voor welgestelde Westerlingen met weinig relevantie voor het Globale Zuiden. In ‘Less is More’ neemt u een ander stand-punt in: degrowth gaat over sociale rechtvaardigheid en dekolonisering. Kan u dat toelichten?

 

Jason Hickel: “Wie is de motor achter de ecologische crisis? Dat zijn overduidelijk de landen van het Globale Noorden. Die zijn collectief verantwoordelijk voor 92 % van de overtollige emissies. Ze hebben de atmosfeer gekoloniseerd om zichzelf te verrijken. Terwijl het volledige Globale Zuiden – heel Azië, Afrika en Latijns-Amerika – verantwoordelijk is voor maar 8 %, en dat is dan nog door een klein aantal landen. De meeste landen van het Globale Zuiden overschrijden hun redelijk aandeel van het koolstofbudget niet en dragen dus helemaal niet bij aan de klimaatcrisis.

Hetzelfde geldt voor het verbruik van grondstoffen. Rijke landen verbruiken gemiddeld 28 ton materialen per persoon per jaar, ongeveer vier keer de veilige grens voor de planeet. De meeste landen uit het Globale Zuiden zitten ver onder die grens. Eigenlijk moet een groot aantal lage-inkomenslanden net meer grondstoffen gebruiken om aan de menselijke behoeften te voldoen. De ecologische crisis wordt in heel ruime mate aangestuurd door rijke landen, die te veel grondstoffen en energie verbruiken. We mogen ook niet vergeten dat het Globale Noorden zich een groot deel van de grondstoffen uit het Globale Zuiden toe-eigent: bijna de helft van alle grondstoffen die het jaarlijks verbruikt komt uit het Zuiden. Grondstoffen die gebruikt zouden kunnen worden voor menselijke noden – om ziekenhuizen te bouwen en voedsel te produceren – gaan in plaats daarvan naar de groeifetisj van het Globale Noorden.

De vraag naar degrowth is dan ook naar het Globale Noorden gericht. Het is een vraag naar wereldwijde rechtvaardigheid, en het Zuiden hamert er nu al decennialang op. Sociale bewegingen in het Zuiden beseffen dat de groei in het Noorden hun ecosystemen koloniseert en hun grondstoffen inpalmt, wat wereldwijd rampzalige gevolgen heeft. Degrowth is een oproep om het Zuiden te verlossen van die imperialistische toe-eigening en om de atmosfeer te dekoloniseren. Het staat duidelijk te lezen in de ‘People’s Agreement of Cochabamba’ uit 2010, een tekst die verplichte lectuur zou moeten zijn voor klimaatactivisten in het Noorden. Daarin staan de principes van degrowth als deel van een groter geheel van antikoloniale eisen.

Degrowth heeft zijn roots in antikoloniale bewegingen en gaat terug naar belangrijke leiders en denkers zoals Gandhi, Franz Fanon en Thomas Sankara. Zij onderstreepten dat de groei van het Noorden afhankelijk is van de plundering van grondstoffen en arbeid uit het Zuiden, zoals vandaag nog altijd het geval is. Al in de jaren 1930 kwam hun standpunt neer op de weigering om uitgebuit te worden door het Noorden. Degrowth gaat over het ontmantelen van het imperialisme.”   


U hebt het over Gandhi, Fanon en Sankara, erg uiteenlopende persoonlijkheden in de antikoloniale strijd, maar allemaal zagen ze dekolonisering als een kans op een ander leven en een andere ontwikkeling. Die aanpak heeft niet echt gewerkt. Vandaag vereist de weg naar ontwikkeling in heel de wereld vaak evenveel grondstoffen als in het Globale Noorden. Wat is er gebeurd?


“De antikoloniale beweging was expliciet georganiseerd rond economische soevereiniteit en het idee dat de nationale grondstoffen en arbeid voor de nationale noden zouden moeten worden ingezet. Dat zie je in het werk van San-kara, Fanon en Gandhi. En de nieuwe onafhankelijke landen slaagden daar in wisselende mate in. Maar daardoor veroorzaakten ze een crisis van kapitaal-accumulatie in het Globale Noorden. Want de kapitalistische groei in het Globale Noorden is afhankelijk van de onderdrukking van inkomens in het Globale Zuiden. Dat houdt de prijzen van bevoorrading laag en maakt kapitaalaccumulatie mogelijk. Naarmate landen in het Globale Zuiden de lonen verhoogden, de controle namen over de grondstoffen en hun prijzen optrokken, ontzegden ze het Globale Noorden de toegang tot de goedkope grondstoffen en arbeid die het tijdens het koloniale tijdperk kende. Die verschuiving leidde tot de stagflatiecrisis van de jaren 1970 (lage groei en hoge inflatie) in het Globale Noorden.

In die situatie hadden de landen in het Noorden twee opties: de kapitaal-accumulatie laten vallen of haar op alle mogelijke manieren proberen in stand te houden. Ze kozen voor de tweede optie. Op het thuisfront vielen ze de vakbonden aan en verlaagden de lonen van de werkende klasse, terwijl ze structurele aanpassingsprogramma’s oplegden in heel het Globale Zuiden. Die reactie was een klap voor de progressieve hervormingen in de pas gevormde republieken in het Zuiden en haalde hun economische soevereiniteit onderuit. En zo kreeg het Noorden opnieuw toegang tot goedkope grondstoffen en arbeid uit het Zuiden.

Een groot deel van de productie is voornamelijk georganiseerd rond macht van het bedrijfsleven en eliteconsumptie en heeft niets te maken met menselijke behoeften.
Jason Hickel

Het imperialisme werd vaak opnieuw opgelegd via gewelddadige coups tegen progressieve leiders zoals Kwame Nkrumah in Ghana, Salvador Allende in Chili, Sukarno in Indonesië en Mohammed Mosaddeq in Iran. Zij en vele anderen werden aan de kant geschoven en vervangen door neoliberale regimes die inschikkelijker waren voor de Westerse economische belangen. De antikoloniale beweging was min of meer kapotgemaakt, behalve op enkele plaatsen in Latijns-Amerika. Dat is de realiteit van de wereld waarin we vandaag leven.”


U hebt het over een ‘Global Green New Deal’. Waarin verschilt die van de klassieke Green New Deal?


“Om onder 1,5 °C opwarming te blijven, moeten we de emissies tegen 2050 tot nul terugbrengen. Maar dat is een wereldwijde gemiddelde doelstelling. Rijke landen moeten veel sneller decarboniseren. In een Global Green New Deal zou het basisprincipe van klimaatrechtvaardigheid centraal staan. Ook het gebruik van grondstoffen – waar ze vandaan komen en hoe ze verbruikt worden – vormt een probleem. In rijke landen kunnen we het gebruik van grondstoffen sterk terugdringen zonder aan de hoge levensstandaard te raken. Door economische activiteiten die minder cruciaal zijn voor de samenleving, terug te schroeven. SUV’s, fast fashion, privéjets, reclame, geplande veroudering van toestellen, het militair-industrieel complex … een groot deel van de productie is vooral georganiseerd rond de macht van de grote bedrijven en elitaire consumptie, en heeft niets te maken met de menselijke behoeften.

We moeten verder werk maken van de energietransitie, ja. Maar als we tegelijkertijd groei blijven nastreven, hebben we een probleem: meer groei betekent meer vraag naar energie en dat betekent meer druk op grondstoffen uit het Zuiden, met steeds meer schadelijke gevolgen voor gemeenschappen die nu al getroffen worden door het extractivisme. Als de rijke landen daarentegen groei als doelstelling laten vallen en minder energie verbruiken, zal de transitie minder verwoestend zijn. Als we een ecologisch coherente en sociaal rechtvaardige transitie willen, hebben we degrowth nodig.” 

De Europese instellingen plaatsen klimaat- en milieuproblemen nu veel hoger op de agenda en voeren een veelbelovend beleid door. Tegelijk is er geen sprake van een evolutie naar een degrowth-economie of iets in die zin. Hoe leest u de huidige houding ten aanzien van groene kwesties?

“Het wordt almaar duidelijker dat we de algemene klimaatopwarming niet onder 1,5 °C zullen kunnen houden zonder een daling op het noordelijk halfrond. En toch komt dat onderwerp momenteel niet aan bod in beleidsbesprekingen en het ziet er niet naar uit dat de bestaande instellingen uit eigen beweging de nodige stappen zullen zetten. Daarvoor zullen we een grote politieke mobilisatie nodig hebben. Dit gezegd zijnde, zijn er binnen die instellingen duidelijk kringen met interesse in radicale ideeën, die hun best doen om
die ideeën omgezet te krijgen in beleid. Dit jaar nam het Europees Parlement een motie aan die oproept om het gebruik van kritieke grondstoffen terug te dringen tot duurzame niveaus. Dat is een heel radicale oproep. Het valt nog af te wachten of de Europese Commissie ze zal omzetten in beleid. Maar het geeft wel aan dat er mogelijkheden zijn binnen die instellingen. We hebben een dubbele aanpak nodig. Ten eerste: zoveel mogelijk met die krachten binnen de instellingen werken. Ten tweede: tegelijkertijd sterk mobiliseren om de agenda van buitenuit te sturen en waar nodig en mogelijk het heft in handen te nemen."

Vele groene en linkse partijen zullen uw analyse misschien delen, maar een expliciete antikapitalistische en anti-imperialistische retoriek willen vermijden. Om niet te radicaal over te komen, maar ook omdat ze er niet zeker van zijn dat een dergelijke taal mensen aanspreekt. Hoe zou u met die overwegingen omgaan?


“Op dat vlak moeten partijen meer moed tonen. Maar ze moeten ook steun krijgen van sociale bewegingen om het Raam van Overton ('Overton Window', dat de mate van aanvaardbaarheid van politieke ideeën aangeeft, n.v.d.r.) te openen en die besprekingen mogelijk te maken. De sociale bewegingen zijn nog niet zover, dus moeten we ze uitbreiden. Politici oefenen druk uit en sociale bewegingen maken dingen bespreekbaar op straat. Het ene is niet mogelijk zonder het andere.
En in verband met de taal die politici al dan niet hanteren: volgens mij moeten ze niet per se het woord degrowth gebruiken. Het is een nuttig woord omdat het eerlijk is en niemand het zich kan toe-eigenen. Maar als iemand het om welke reden ook liever niet gebruikt, is dat oké. Wat telt, is dat de principes weerspiegeld worden in het beleid.” 

Degrowth is een academische term, maar het beleid is heel concreet: sociale woningen van goede kwaliteit en goed geïsoleerd, bijvoorbeeld. Misschien spreekt het programma de mensen meer aan dan het idee?


“Ja, absoluut. De meeste mensen zouden wel varen bij een transitie naar een eco-sociale economie. Wij pleiten ervoor om onnodige productie terug te schroeven, de werkweek te verkorten, het inkomen radicaal eerlijker te verdelen, voor garantie op een klimaatjob en een basisinkomen, voor universele overheidsdiensten en voor de ontmarkting van huisvesting. Want ook in rijke landen is er echte armoede. Het programma waartoe de degrowth-beweging oproept, geeft een antwoord op de onveiligheidsgevoelens onder het kapitalisme. We moeten mensen laten zien wat het alternatief kan zijn. De enigen die tegen deze ideeën zijn, behoren tot de kapitalistische klasse. Niet de gewone mensen vormen het obstakel, maar het kapitaal. Dat is het terrein waar we strijd moeten leveren.”